Zondag I Advent Jaar C
Ger 33,14-16; 1 Ts 3,12-4,2; Lc 21,25-28.34-36
Het apocalyptische genre (van apo-kalupteïne = s-sluier, de sluier van het mysterie verwijderen) is een heroverweging van profetische aankondigingen over Gods tussenkomsten in de geschiedenis.
Apocalyptisch discours is een groot discours van hoop, voortkomend uit de overtuiging dat de geschiedenis, onder Gods leiding, op weg is naar een volledige en definitieve verlossing. De teleurstellingen en voortdurende tegenstrijdigheden van de geschiedenis zullen er nooit in slagen deze zekerheid te vernietigen; integendeel, ze zullen dienen om het te zuiveren en te leren dat verlossing, voorbij het huidige bestaan, het werk is van God en niet alleen van de mens.
Het apocalyptische discours roept gelovigen op – die nu christenen zijn die in vervolging verwikkeld zijn en verbitterd zijn door de haat van de wereld – om hun vertrouwen in Gods belofte te vernieuwen en te volharden in hun geloofskeuzes en geen compromissen te sluiten: “Er zal zelfs geen haar op uw hoofd verloren gaan.”
Jezus' toespraak in Lucas 21 is een web van feiten, openbaringen en vermaningen.
Deze gebeurtenissen – ketterijen, oorlogen, vervolgingen, kosmische verschijnselen – vormen niet het volledige panorama van de geschiedenis en haar tegenstrijdigheden, maar Jezus ziet ze als typische en terugkerende situaties, situaties waar de discipel klaar voor moet zijn.
Wanneer er gesproken wordt over het einde van de zon, de maan, de sterren en de machten van de hemel (Evangelie: Lucas 21:25-26), dan wordt er gezinspeeld op het einde van alle afgoderij, omdat de sterren en de hemelse machten als goden werden beschouwd: zij zullen niet langer aanbeden worden en de triomf van de Mensenzoon zal worden aanschouwd,
Het woord parousia loopt door het hele theologische gedachtegoed van het Nieuwe Testament: het komt vierentwintig keer voor, veertien daarvan in de geschriften van Paulus (Tweede lezing: 1 Tess. 13). In de Griekse wereld duidt het de komst van iemand aan, met name de komst van een uitzonderlijk persoon, zoals de keizer. Een inscriptie die in Tegea is gevonden, luidt: "Jaar 69 vanaf de eerste parousia van de god Hadrianus in Griekenland.”
In de Joodse wereld krijgt de term een theologische betekenis. De profeten spreken over een bijzondere komst: het is de “dag van IHWH” (Am. 5:18); maar God komt gewoonlijk in de geschiedenis, in aanbidding, in de openbaring van zijn woord. Het zijn nog steeds de profeten die de toekomstige aanwezigheid van Davids afstammeling, de Messias, aankondigen, zoals Jeremia in de eerste lezing (Jer. 33:14-16). “Aangenomen door het apocalyptisme, neemt het thema preciezere contouren aan en wordt er dan gesproken over de komst van “een, als een mensenzoon” (Dan. 7:13). Het is een beslissende komst, zoals ook het latere Jodendom aangeeft, wat het tot een terugkerend thema maakt: het is de uiteindelijke komst van God of zijn Messias aan het einde van de geschiedenis. Niet langer dus een komst, maar de komst"(M. Orsatti).
Maar de Evangeliën, Paulus en Openbaring vertellen ons over een eerste komst die culmineerde in de dood en wederopstanding van Jezus, waarin de wereld werd geoordeeld, Satan voorgoed werd vernietigd en de dood werd overwonnen. Het markeerde het begin van het Koninkrijk, en elke gelovige staat al voor de troon van God en zingt zijn lof. Wij zijn al gered, al een profetisch, priesterlijk en koninklijk volk. Wij hebben al overwonnen in Christus en de machten van het kwaad kunnen niets tegen ons doen.
Maar in de huidige tijd ervaren we nog steeds beproeving, pijn, vervolging, dood, de val, zonde. Daarom wordt er ook gesproken over een tweede komst, wanneer “hemel en aarde zullen verdwijnen(Openbaring 20:11) voor ieder van ons.
De Parousia heeft in God al plaatsgevonden in de incarnatie van de Zoon, maar we wachten er nog steeds op omdat we nog steeds slaven van de tijd zijn. Maar bij onze dood zullen we in plaats daarvan voor altijd in God zijn. We zullen hem eindelijk ontmoeten. Dus de dood zal het prachtige moment zijn waarop God voor ons zal komen om voor altijd bij hem te zijn. Het is onze dood, voor ieder van ons, het moment van de Parousia van de Heer, en in die zin zou alle apocalyptische literatuur die spreekt over de wederkomst van de Heer in de eerste plaats gelezen moeten worden. Het is op het moment van onze dood dat God ons definitief zal ontmoeten.
Voor de gelovige zal de dood dan niets meer zijn dan “God kussen.” Zoals de midrasj over de dood van Mozes vertelt, “God kwam van boven om de ziel van Mozes te nemen, vergezeld door zijn dienende engelen… God zei: ‘Mozes, sluit je ogen’, en Mozes sloot ze. “Leg je handen op je borst,” en dat deed hij. Toen zei hij: “Kom dichterbij je voeten,” en Mozes trok ze dichterbij, Toen riep de Heilige, gezegend zij Hij, de ziel van Mozes en zei: “Mijn dochter…, nu is je einde gekomen. Ga weg, stel het niet uit!”… En God kuste Mozes en nam zijn ziel met een kus van zijn mond” (Debarin Rabbh, 11:8-10).
Als ons lot zo'n vreugde en schoonheid moet zijn, dan is het maar goed dat we bang zijn voor de dood! De gelovige weet dat de dood slechts een doorgang is naar het gezegende leven. Gezegend is dan ook de ouderdom, die de tijd is die ons dichter bij de finish brengt, bij het begeerde doel, bij de uiteindelijke ontmoeting met de Heer!