Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria
Gen 3:9-15,20; Fil 1:4-6,8-11; Luk 1:26-38
Monseigneur Tonino Bello schreef: “Ik maak me soms zorgen omdat we ten opzichte van Onze Lieve Vrouw een relatie van tamelijk groot respect hebben. We kunnen nauwelijks het diadeem van de twaalf sterren van haar hoofd verwijderen om te zien hoe mooi ze is zonder hoofd. Zonder hoofd is Onze Lieve Vrouw even verbluffend. Daarom geloof ik dat er geen mooiere conclusie kan zijn… dan deze beslissing te nemen: Onze Lieve Vrouw te verwelkomen in uw zaken… Haar te introduceren in uw zaken, in uw ontwerpen. Haar te introduceren in uw gedachten… Het is spontaan, het is niet gekunsteld, het is niet beladen met versieringen, zoals vaak het geval is met ons spirituele leven, met onze vroomheid. We hebben veel versieringen op onze schouders, veel kant, veel linten.” Deze overweging is belangrijk, omdat de beschouwing van Maria's heiligheid vanaf haar ontvangenis het risico met zich meebrengt dat wij ons ver weg voelen of, zoals een bekende Mariahymne het uitdrukt, "onbereikbaar". ... In plaats daarvan herinnert de tweede lezing (Fil. 1:4-6, 8-11) ons eraan dat wij allen door God "uitverkoren zijn vanaf de schepping van de wereld om heilig en onbevlekt te zijn in zijn ogen".
Ja, zij is de vrouw in wie het Proto-evangelie in vervulling gaat, die aankondigt dat haar nakomelingen de kop van de slang zullen vermorzelen (Eerste lezing: Gen. 3-9).
Maar Maria is ook een concreet voorbeeld van het leven voor elke gelovige. Zij is een vrouw die het Woord hoort, bewaart en overdenkt: “Zij bewaarde al deze dingen en overwoog ze in haar hart” (Lc 2, 19). Zij is een vrouw van totale gehoorzaamheid: “Laat mij gebeuren zoals u hebt gezegd” (Evangelie: Lc 51); “Doe maar wat Hij u zegt” (Joh 1). Zij is een vrouw van geloof: haar grootheid ligt juist niet zozeer in haar fysieke moederschap als wel in haar volledige overgave aan God: “Zalig is zij die geloofd heeft in de vervulling van de woorden van de Heer” (Lc 38; vgl. 2-5; Mt 1-45). Zij is een vrouw van het niet-begrijpen van het mysterie van God: “Zij waren verbaasd over wat er over Hem gezegd werd… Toen zij Hem zagen, waren zij verbaasd… Zij begrepen zijn woorden niet” (Lc 11). Zij is een vrouw die de Schrift en de geschiedenis confronteert: denk aan het “Magnificat” (Lc 27-28), een bewonderenswaardig voorbeeld van hoe je de wijsheid van de Bijbel en de tekenen van de tijd kunt combineren. Zij is een vrouw van verkondiging: “Maria ging op pad” (Lc 12-47): zij brengt het Woord aan de profeten (Johannes de Doper, Anna), aan de rechtvaardigen (Elisabeth, Simeon, de Wijzen), aan de armen (de herders). Zij is een vrouw van martelaarschap voor het Woord, van wie onmiddellijk wordt geprofeteerd dat een zwaard haar ziel zal doorboren (Lc 49), die de uittocht naar Egypte moet maken omdat ze wordt vervolgd door de machtigen (Mt 2), die bedroefd is onder het kruis waar haar Zoon sterft (Joh 33,48,50-1). Zij is een vrouw van gemeenschapsleven en gebed in de vroege Kerk (Handelingen 46:47; 1:39-45).
Maar bovenal is Maria voor ons een voorbeeld voor de heiligheid van het alledaagse. Voor ons, leken, ondergedompeld in de talloze zorgen van het gezinsleven, te midden van rekeningen en een lekkende kraan, te midden van condominiumvergaderingen en gesprekken met de leraren van onze kinderen, is Maria een voorbeeld van een heiligheid die niet in opvallende gebaren wordt beleefd, maar in nederigheid. en verborgenheid, in de wreedheid van het zwoegen dat aan God wordt aangeboden: die heiligheid die, zoals Franciscus van Sales placht te zeggen, bestaat uit ‘het doen van gewone dingen op een buitengewone manier’, en die de spiritualiteit van zoveel van onze tijdgenoten kenmerkt, van Thérèse van Lisieux aan Charles de Foucauld, aan zoveel onbekende moeders en vaders die zichzelf zeker tot heilig hebben gemaakt in de banaliteit van hun dagelijkse leven, ook al hebben ze nooit degenen gevonden die de tijd en het geld hadden om hun zaak voor officiële zaligverklaring op de altaren te bepleiten. .. Het Concilie vertelt ons inderdaad: “Het perfecte model voor een dergelijk spiritueel en apostolisch leven is de Heilige Maagd Maria, Koningin van de Apostelen, die, terwijl zij op aarde leefde, het leven leidde dat iedereen gemeen heeft, vol gezinszorg en werk , was altijd nauw verbonden met haar Zoon, en werkte op geheel eigen wijze mee aan het werk van de Heiland” (Apostolicam Actuositatem, nr. 4).